Archeologie betekent niet altijd direct: opgraven. Bij een vooronderzoek worden verschillende methoden ingezet om te kijken of opgraven kan worden voorkomen. Eén van deze methoden is geofysisch onderzoek. Hierbij worden niet-intrusieve technieken gebruikt die de bodem 'scannen'. Zo kan worden gekeken of er archeologische resten aanwezig zijn, en zo ja, wáár en hoe er moet worden gegraven.
Geofysisch onderzoek is een verzamelnaam voor technieken zoals magnetometrie, grondradar (GPR), elektrische weerstandsmeting of metaaldetectie. Met deze technieken worden aan het oppervlak signalen gemeten of verstuurd en opgevangen. Hiermee kan doorgaans worden vastgesteld welk soort materiaal of verstoring er in de bodem zit en bij benadering hoe diep.
Enkele voorbeelden:
Bij magnetometrie wordt gezocht naar verstoringen in het aardmagnetisch veld. Deze verstoringen worden veroorzaakt door objecten met magnetische eigenschappen die afwijken van die van het aardmagnetisch veld. Vaak zijn dat objecten die in meer of mindere mate ijzerhoudend zijn. Hiermee kunnen explosieven worden opgespoord, maar natuurlijk ook archeologische vondsten, zoals metalen voorwerpen maar ook bijvoorbeeld baksteen en puin. Magnetometrie heeft een meetbereik van 3 à 4 meter; bij grote oppervlakken worden meerdere magnetometers tegelijkertijd gebruikt.
Ground Penetrating Radar (GPR) is een techniek waarbij radarsignalen de grond in worden gestuurd en weer opgevangen. De radarsignalen laten zien waar eventuele afwijkingen in de bodemstructuur zitten. Dit kan betekenen dat er op die plek in het verleden is gegraven. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld kuilen of graven worden gedetecteerd.
Bij weerstandsmetingen worden steeds twee elektroden in de grond geprikt. De metingen geven de variatie in elektrische weerstand in de bodem weer. Afhankelijk van de verstoringen in de ondergrond wordt de stroom goed of minder goed geleid. Met deze techniek kunnen bijvoorbeeld oude muurresten worden opgespoord die onder het oppervlak liggen.
Een metaaldetector zendt zelf magnetische pulsen uit en meet de respons van eventuele metalen voorwerpen in de bodem. Een metaaldetector heeft een bereik van 30 tot 50 cm.
Maar er is meer mogelijk met geofysisch onderzoek. Vaak wordt dergelijk onderzoek gecombineerd met ander vooronderzoek zoals boringen of proefputten, dit om een referentiekader te hebben voor de meetresultaten. Eventueel kunnen verschillende geofysische onderzoeken worden gecombineerd voor een beter resultaat, indien het onderzoek daar om vraagt. Afhankelijk van (onder andere) het terrein, textuur en vochtigheid van de bodem, de verwachte archeologische resten, diepte en de vraagstelling van het onderzoek kunnen we u adviseren over de beste en meest besparende aanpak. En indien u dit wenst, maken we een offerte voor u.
Heeft u nog vragen over geofysisch onderzoek: stel ze gerust!